Lode Laperre

EN - NL

Interview met Lode Laperre

Internationaal doorgebroken - Lode Laperre

In Bob Smit Gallery te Rotterdam zag ik werk van de Belgische kunstenaar Lode Laperre: mooie craquelé-schilderijen opgebouwd in vele lagen en daarnaast sculpturen, ‘Coprolites’, die nauwe verwantschap met de schilderijen hebben. Over die verwantschap en hoe de werken tot stand kwamen, had ik een gesprek met de kunstenaar.

Lode Laperre, woonachtig in Stasegem, in de buurt van Kortrijk (België), ging 20 jaar geleden voor het eerst naar het Verre Oosten. Hij bezocht Thailand, kreeg de smaak te pakken, en ging in volgende jaren naar India en diverse andere landen in Zuidoost-Azië. Hij trof er een compleet andere cultuur aan die zich uitstrekte naar alle terreinen des levens. “Ik was eigenlijk niet verrast. Ik kreeg een bevestiging van wat ik al vermoedde: er is een breuk tussen de westerse en oosterse interpretatie van beelden.”

 

Aandacht voor het detail 

In schilderingen en sculpturen in tempels en niet-religieuze gebouwen uit het Oosten zag hij heel grote aandacht voor het detail. “Op een afstand zie je de algehele architectuur. Kom je dichterbij, dan zie je nieuwe lagen. Het beeld wordt frisser en nieuw. Als je vervolgens met je neus voor een paneeltje staat, zie je een bijzonder fijn reliëf, soms ook kalligrafie of miniatuurschilderingen. Telkens word je verrast door iets nieuws. Als je bij ons in het Westen naar een gebouw toeloopt zie je dat niet op die manier. Wat zich het eerst aandient, wordt alleen maar bevestigd.”

Dat heeft onder meer met de filosofie te maken, zegt hij. “Mensen in het Verre Oosten vinden het belangrijk een detail binnen een groter geheel te zien. Je ziet universele vormen die iedere keer een andere uitdrukking krijgen. Er heerst daar niet één waarheid, er zijn meerdere waarheden. De godsdienst (hindoeïsme, boeddhisme, taoïsme, confucianisme, enz.) is er toleranter. De mensen daar kunnen sneller schakelen. Dat vind je terug in de kunst.”

 

Craquelé

Laperre, terug van zijn reizen, ging er in eerste instantie niet meteen anders door werken. “ik zocht wel. Ik ging meer focussen, me bewuster bezighouden met fragmenten en aspecten van beelden.” Op zeker moment kwam het ook in zijn eigen werk tot uiting en liet hij het toe in zijn beeldtaal. Hij ontwikkelde verschillende technieken, soms als een soort ‘wetenschappelijk onderzoek’ waarmee hij in schilderijen een fusie tussen oosterse en westerse manieren van uitdrukken kon realiseren. Een van die nieuwe technieken was het craquelé. “Ik deed veel experimenten. Bij olieverf werkte het bijvoorbeeld helemaal niet. Acrylverf bood meer perspectieven: ik wisselde pasteuze verflagen af met vloeibare en veroorzaakte op die manier ‘fricties’ tussen verflagen met verschillende densiteit en viscositeit (mate van stroperigheid). Fricties kun je ook aanwakkeren door bijvoorbeeld wind te creëren. Dan zet ik alle vensters van mijn atelier open. Of door de verwarming te manipuleren: zo kan je de droogtijd oprekken of versnellen. Tijdens die processen sta je met je werk op en ga je ermee slapen; je ‘waakt’ erbij.” 

Craquelé zie je vooral op oude schilderijen. “Voor ons is het een symbool van de teloorgang van de esthetiek. Heel lang geleden in mijn tienerjaren zag ik in een museum in Brugge een portretje van Rogier van der Weyden en daarnaast een ander schilderijtje van zijn hand dat overwoekerd was door craquelé. Ik vond het laatste schilderij mooier. Toen al had dat voor mij een esthetische meerwaarde. Hier zal men alles doen om dit craquelé-proces stop te zetten. In het Oosten is dat niet het geval. Daar restaureert men een soortgelijk werk bewust niet. Men vindt vergankelijkheid net zo mooi als het ontstaan van iets nieuws. Dat vertaalt zich in de houding in de maatschappij ten aanzien van bijvoorbeeld oudere mensen. Die worden hier vaak als afgeschreven beschouwd. Daar, en ook in Afrika is het zo dat hoe ouder men wordt, hoe meer men gerespecteerd en hoe meer men ook om raad gevraagd wordt.”

 

Loslaten 

Een belangrijk aspect in het werk van Laperre is het loslaten. Vaak ontstaan processen en technieken in zijn schilderijen, zoals bijvoorbeeld het craquelé, door “niet te handelen”. Het taoïsme kent in dit verband het begrip ‘Wu Wei’. “Dat betekent ‘handelen door niet te handelen’. Het is een heel actief begrip. Het betekent heel erg bewust iets loslaten. Bij ons staat niet-handelen voor passiviteit, in het Oosten betekent het afstand nemen opdat iets zich kan ontwikkelen.”

“In hoeverre moet je het proces nu controleren of volledig laten gaan? Op craquelé lijk je weinig vat te hebben. Maar in de loop der tijd heb ik wel geleerd hoe het ontwikkelen van een grove of fijne textuur kan beïnvloed of gestuurd worden. En zelfs als een schilderij gedeeltelijk of volledig uitgehard is, grijp ik soms nog in door bijvoorbeeld zelf heel behoedzaam craquelures in de verfhuid te snijden, of door stukjes verf los te krabben. Die verwijderde verfrestjes gooi ik niet weg. Het gele verfsculptuur op de tentoonstelling in Rotterdam is zo ontstaan uit stukjes weggekrabde schilderijen.”

 

Visueel geheugen

Omdat zijn schilderijen uit vele lagen bestaan, neemt hij soms de beslissing om, als er ergens een bepaalde kleur toegevoegd moet worden, bijvoorbeeld rood, dit niet te doen door een extra verflaag aan te brengen, maar door het wegkrabben van verflagen totdat de rode kleur tevoorschijn komt. “Ik heb mettertijd een soort visueel geheugen ontwikkeld waardoor ik onthoud welke kleuren zich op welke plaatsen in de onderschilderingen bevinden. En het aanbrengen of verwijderen van verflagen, scheppen of vernietigen, zie ik als evenwaardige handelingen in het ontstaan van mijn schilderijen en sculpturen.” 

 

Coprolites

Zijn verfsculpturen en schilderijen zijn samen één en ondeelbaar. “Het ene is uit het andere ontstaan en daar onlosmakelijk mee verbonden. Het begrip ‘reïncarnatie’, alweer uit het Oosten, loert hier duidelijk om de hoek. Alles wordt voortdurend herschapen.” Ook de oosterse opvatting van ecologie sluit hierbij aan. “In het Oosten zie je veel vervuiling in de openbare ruimte. Maar waar bij ons een plastic zak na een of twee keer te zijn gebruikt op de vuilnisbelt terecht komt, wordt die in Azië bijna tot in het oneindige hergebruikt.”

De sculpturen hebben de naam ‘Coprolites’. Coproliet is versteende faeces, fossiele uitwerpselen. “Een belangrijk studieobject in de archeologie. Men ziet daaraan hoe een bepaalde samenleving in het verleden leefde. Wat mensen aten en dronken. Ik heb wel eens een gedachte-experiment dat iemand later aan mijn sculpturen zou kunnen zien wat voor type schilder ik was.”

Laperre vindt het belangrijk om een bepaalde houding te hebben als kunstenaar. “Niet de arrogantie om de kunst te herschrijven, wel de ambitie om de kunstgeschiedenis te interpreteren, iets te onthullen of te belichten, liefst in correlatie met wat zich in de maatschappij afspeelt.”

 

Sleutelwerk 

Heeft hij een sleutelwerk, een werk dat als kantelpunt fungeerde? Laperre: “Een kunstcriticus merkte ooit op dat ik gedurende heel mijn loopbaan eigenlijk slechts aan één schilderij werkte. Alle schilderijen tussentijds waren volgens hem stappen op weg naar het ultieme schilderij. Aanvankelijk vond ik het een vreemde opmerking. Ik dacht er wel over na. En naarmate ik erover nadacht moest ik zijn gelijk erkennen. Want ik maak eigenlijk een continu beeldverhaal. Het vertrekpunt van een schilderij is het eindpunt van het vorige schilderij. Maar toch moet elk nieuw werk weer een nieuw gegeven onthullen. Ook al is dat soms een miniem beeldelement. Zo is elk werk van mij eigenlijk een sleutelwerk op weg naar het volgende. Frans Boenders heette deze criticus, een Belg van Nederlandse afkomst, die ooit een culturele talkshow had op de Nederlandse tv.”

Lode Laperre heeft altijd getekend. Als hem als kind gevraagd werd wat hij wilde worden, zei hij “tekenaar’’. “Ik vermoed dat ik toen ‘kunstenaar’ bedoelde. Maar dat woord kende ik wellicht nog niet. Mijn vader maakte sculpturen en was kalligraaf. Hij had een passie voor speciale, hoogwaardige papiersoorten. Omdat ik altijd wilde tekenen doorzocht ik vaak het hele huis op zoek naar tekenmateriaal. Dat dwong hem ingenieus te zijn in het zoeken naar plekken om zijn kostbare papier te verstoppen.”

Eind april heeft Laperre een tentoonstelling in het TRAKART Museum in Plovdiv, Bulgarije. Een interdisciplinair project, muziek en beeldende kunst, een eerbetoon aan de Franse componist Olivier Messiaen. “‘Quatuor pour la fin du temps is een compositie van Messiaen die voor het eerst in krijgsgevangenschap in Polen werd opgevoerd tijdens de tweede wereldoorlog. Ik heb een half jaar gewerkt aan een cyclus van 8 schilderijen voor dit project, waarbij ik klanken omzette in kleuren op basis van synesthesie, de vermenging of associatie van zintuiglijke waarnemingen. Het initiatief komt van een Amerikaanse cellist die een kwartet formeerde met een pianist en klarinetiste uit Bulgarije en een violist uit Portugal. De try-out vindt plaats in Antwerpen.”

 

Filosofie 

Tot slot, hoe zou hij zijn filosofie formuleren? “Bij mij is er een wisselwerking tussen beeldtaal en filosofie met veel ruimte voor reflectie en contemplatie in het werk zelf. De verflagen zijn een metafoor voor mentale lagen die ook vorm kunnen krijgen in - of ingegeven zijn door - bijvoorbeeld tekst of muziek. Met Etienne Vermeersch, een filosoof, had ik op een gegeven moment een gedachtewisseling over het plagiaat door een bekende Belgische kunstenaar. In dat verband daagde hij mij uit zijn portret te schilderen. Hoewel ik nooit portretten maak (behalve lang geleden, tijdens mijn opleiding aan de academie) nam ik toch de uitdaging aan. Ik hou ervan om grenzen te verleggen voor mezelf. Dat levert steeds weer genoegen op en houdt me scherp. Het resultaat beviel hem overigens uitstekend en het portret werd later paginagroot afgedrukt in het dagblad ‘De Morgen’. Doch wees gerust, in mijn oeuvre zal ik steeds de abstracte beeldtaal blijven aanhangen en verder ontwikkelen.”


Walter van Teeffelen