Lode Laperre

EN - NL

Een Jungiaanse interpretatie van Naos Mandala van Lode Laperre

Als wetenschappelijke discipline is psychologie pas relatief laat ontstaan. Voor de inzichten van Freud of Jung een grotere belangstelling genoten, werd de mens gezien als een in een vacuüm bewegend object dat weliswaar kon beantwoorden aan mystieke aspiraties, maar op zichzelf behoorlijk inhoudloos was. Voor de precieze werking van het menselijke bestaan konden we terecht bij religie of speculatieve filosofie.

Freud was niet de eerste die de mens bestudeerde als een complex en gelaagd gegeven, maar hij was zeker de eerste die dit beeld van een algemene, sluitende theorie voorzag. Zijn gedoodverfde opvolger, Carl Gustav Jung, deed dit ook, maar kwam al snel tot heel andere conclusies dan zijn leermeester, wat beide heren met een trauma opzadelde.

Freud zag het onderbewuste als een plek waar alle onderdrukte driften en trauma’s in werden gedumpt en waar ze, indien je er niets mee doet, gisten tot een soort vergif dat mentale en lichamelijke schade kan veroorzaken. Jung daarentegen ziet het onbewuste als een aparte, rijkgevulde wereld met eigen wetten en ongekende mogelijkheden. Een gebied om te ontdekken en te ontginnen met als doel een mentale balans te vinden, volledig met zichzelf te vervallen.

Dit onbewuste heeft volgens Jung ook een eigen taal. Het uit zich in archetypen en symbolen, in beelden en mythes. Nooit in woorden of formules, die behoren tot het rijk van het rationele bewustzijn. Door deze taal van het onbewuste expliciet te maken, sla je een brug tussen het onbewuste en het bewuste, en sta je een stap dichter bij een mentaal evenwicht, een ideale staat van onverbloemde zelfkennis. Een staat die hij "individuatie" doopte.

Beide schreven over kunst, zij het sporadisch. Ook hier mag je spreken van twee diametraal verschillende zienswijzen. In essentie zag Freud kunst als een uitlaatklep voor innerlijke spanningen en conflicten, voornamelijk geassocieerd met seksualiteit, terwijl Jung kunst beschouwde als een krachtig middel voor het verkennen van diepere lagen van menselijke ervaringen, gekoppeld aan het collectieve onbewuste en symboliek.

Het verdrukken van ongewenste emoties, vergeleken met het opborrelen van ongekende werelden en onbereikbare wezens. In een interpretatie van kunst zou je geneigd zijn de visie van Jung te verkiezen, gezien je al beroep moet doen op je verbeeldingskracht om je er een idee van te vormen. Maar waar de interpretatie van Freud gemeengoed is geworden en zelfs enkele spreekwoorden is binnengedrongen, blijft de visie van Jung enkel nog levendig in het hoofd van een relatief klein aantal fans. Onterecht. Het biedt heel wat benaderingen en inzichten die je anders naar kunst doen kijken.

De scheppende mens
Hoewel hij nooit een specifieke studie maakte over kunst, sprak Jung regelmatig over kunstenaars en wetenschappers in zijn lezingen. Hij noemde beide in één adem, omdat volgens hem de bron van hun praktijk zo niet gelijkwaardig dan toch gemeenschappelijk is: beide slaan in hun ontwikkeling een brug tussen het onderbewuste en het bewuste.
Iedereen kent het beeld van Isaac Newton die tot inzicht komt over de werking van de zwaartekracht wanneer een appel uit de boom op zijn hoofd valt. De anekdote is uiteraard overdreven (al verbleef hij op dat ogenblik wel bij familie op het platteland), maar het is een treffend voorbeeld van hoe ook wetenschappers soms plotseling, "uit het niets", tot volstrekt nieuwe inzichten komen. Wat met zulke anekdotes vaak vergeten wordt, is dat het inzicht een natuurlijk eindpunt vormt van opgebouwde voorkennis. De tijd was lang aan het rijpen voordat het "plotse" inzicht Newton overkwam.

Het is vaak niet makkelijk aantoonbaar welk causaal pad heeft geleid tot dit inzicht. Er heeft ergens een sprong plaats, alsof iemand onbedoeld een trede overslaat waar anderen nog de trap op strompelen. Het mysterie ligt in het waarom en hoe iemand plots een trede overslaat. Wat dreef hem ertoe het algemeen gangbare paradigma los te laten en een nieuwe richting uit te slaan? 
Je zou denken dat wetenschappers en kunstenaars grondig verschillen, gezien de ene louter met rationele processen werkt terwijl de ander teert op emoties en creatieve impulsen. Niettemin spelen talrijke onbewuste en bewuste processen op eenzelfde manier om tot nieuwe inzichten te komen. Dit geldt voor zowel de rationele wetenschap als voor de creatieve geesten. 

Neem nu de staat van opperste concentratie waarin beide vaak dagen aan een stuk kunnen werken, ten prooi aan een roes van de inspiratie. De Nederlandse psycholoog Ap Dijsterhuis stelt dat ze in dit proces lange tijd in een trance vertoeven, waarin het onbewuste de bovenhand neemt. Ze handelen een tijdlang op automatische piloot. Niet zelden staan ze stomverbaasd toe te kijken wanneer ze een paar stappen achteruitzetten om te aanschouwen wat ze net hebben gecreëerd (en het resulterende inzicht), als ontdekten ze het voor het eerst. Voor hun bewuste is dit vaak ook het geval. 

Deze wisselwerking tussen bewuste en onbewuste processen was het onderzoeksdomein van de eerste beoefenaars van psychologie als wetenschappelijke discipline. Freud voorzag het van een coherent theoretisch kader; in vergelijking voelt de benadering van C.G. Jung eerder vreemd en speculatief aan, ontsproten meer uit louter intuïtie dan uit wetenschappelijk onderzoek. Maar hierdoor biedt hij juist een interessante visie op kunst. Jung biedt, net als kunstenaars, een alternatieve manier om de realiteit te benaderen. 

Een Jungiaans begrip van kunst 
Jung had niet zozeer een uitgesproken visie op kunst. Hij schreef er slechts sporadisch over, maar uit de studie van de Nederlandse theoloog Tjeu van den Berk blijkt duidelijk dat deze verspreide inzichten over kunst volledig passen in Jungs beeld van de menselijke psychologische werking. 

Belangrijk om deze visie te doorgronden is wat Jung de autonomie van het kunstwerk noemt. Een kunstwerk moet gezien worden als losstaand van de maker ervan, maar meer nog, in de woorden van Van den Berk: “Jung zal dit nooit herleiden tot een moreel, politiek of religieus product – ook geen gesublimeerde driftuiting, geen maatschappelijke neurose.” 

Om dit te verklaren moet je teruggaan naar de oorsprong van het kunstwerk: onbewuste complexen begrepen als “een verzameling ideeën en beelden, die geclusterd worden door onbewuste aandrijving.” Geen complexen in Freudiaanse zin dus, maar autonome organen in het onderbewuste, “kenmerkende levensgestalten van de menselijke psyche.” Ze zorgen in se voor onbewuste creatieve impulsen, maar daarmee zijn we volgens Jung nog niet rond.
Deze creatieve impulsen putten namelijk hun ideeën en beelden in de participation mystique, een soort numineuze onderstroom dat alles met elkaar verbindt en aan de basis ligt van het collectieve onderbewuste. Kunst zou ontstaan uit de neiging van deze symbiotische eenheid om zich op te dringen aan het bewuste, via symbolen, dromen, en kunst (die hiermee ook vaak een symboolwaarde krijgt).

“Daarom is het grote kunstwerk neutraal en onpersoonlijk en roert het ons toch heel diep,” concludeert Van den Berk. De kunstenaar kan er wellicht eigen maatschappijvisies, ervaringen of trauma’s aan toevoegen, maar in essentie zijn goede kunstwerken volgens Jung deze die ontstaan op de kruising van het collectieve onbewuste dat naar het bewuste neigt, en het bewuste dat naar het collectieve neigt. Niet alle kunst bereikt volgens hem deze subtiele balans, daarvoor is een heel delicate wisselwerking nodig tussen controle en loslaten. Neemt de een het overwicht, dan mislukt het magische effect die kunst kan hebben als symbool (in Jungiaanse zin).

De (collectieve) onbewuste wereld, bevolkt met schaduwen en archetypes die elk een eigen, zelfstandig bewustzijn hebben, heeft de drang zich te manifesteren in het bewuste. Je moet de ongekende entiteiten die erin schuilen tot het bewustzijn toelaten zonder dat ze het overheersen, maar omgekeerd mag je ze niet terugdringen door het rationele bewustzijn, gezien ze volwaardig deel uitmaken van jouw "zelf". Vandaar de fijne balans die onder meer vorm krijgt in een kunstwerk. Dit verklaart tevens het mysterieuze effect dat een kunstwerk kan hebben op de kijker: als symbool kan het ook hem helpen in het proces van individuatie. Het "weekt iets los" diep vanbinnen, door een stem te geven aan de talrijke autonome wezens die in ons huizen. Daar ligt volgens Jung precies de therapeutische kracht van kunst - als symbool. 

Naos Mandala 
Er zijn talrijke kunstwerken - en kunstenaars - waarin ik de door Jung beschreven processen herken. Veel van de standaardzinnetjes als "het is aan de kijker om het werk te interpreteren" of "ik creëer zonder precieze bedoeling of boodschap" krijgen aan de hand van zijn blik een rijkere betekenis en een stuk meer diepgang. Hij leerde me alleszins kunst te zien als een waardevolle toegangspoort tot vooralsnog ongekende werelden. 

Laat me trachten dit te verduidelijken aan de hand van een kunstwerk dat een diepe indruk op me achterliet: het schilderij Naos Mandala van Lode Laperre. 

In het werk van Lode hebben zowel bewuste als onbewuste processen vrij spel. Dit komt onder meer door het proces dat eraan voorafgaat. Bij aanvang brengt Lode talrijke lagen verf op het doek aan, in verschillende kleuren op specifieke, doordacht uitgekozen plekken van het canvas. Hij kiest de kleuren afhankelijk van de sfeer die hij wil scheppen of de gemoedstoestand waarin hij vertoeft. Het is een halfbewust proces: onbewust, gezien hij op dat ogenblik geen exact eindresultaat voor ogen heeft; bewust, gezien hij in zijn opgebouwde ervaring bij benadering weet welke kleuren uiteindelijk een bepaald effect zullen sorteren. 

Niettemin laat hij in dit stadium ook zaken aan toeval over, soms met tegenzin. Zijn leverancier leverde ooit een verkeerde kleur, een fel roze. De kunstenaar wou de verf eerst terugsturen maar besloot het roze uiteindelijk een kans te geven. Een dure zaak, mocht het mislukken. Maar de nieuwe kleur werkte louterend. Het effect verraste hem en bracht hem mogelijk tot onvermoede inzichten. Het beïnvloedde alleszins op subtiele wijze zijn toekomstige werken, alsof hij met zijn "toevallige beslissing" toegang kreeg tot een nieuwe reserve aan mogelijkheden. 

De dikke verflagen nemen lange tijd om te drogen, soms maanden. Eenmaal droog begint het schrapen, het onthullen van de verborgen kleuren in de verschillende lagen. Kleuren verschijnen willekeurig, in een paringsdans tussen het bewuste gebaar en de grillige verf, tussen de ervaren handeling en de ongekende gebieden in de materie. Regelmatig neemt hij een paar stappen afstand om de compositie te schouwen. Hij denkt na over het evenwicht, intervenieert sporadisch, tot het klopt. Maar klopt met wat? In Jungs interpretatie: tot de autonome complexen uit het onderbewuste hun boodschap naar het bewustzijn hebben overgebracht.

Wanneer hij zijn werk Asterom uit 2022 af heeft, komt het totaalbeeld hem vreemd genoeg vertrouwd voor. Hij graaft in zijn geheugen, zoekt naar waar hij het beeld dat hij net heeft geschapen nog heeft gezien. Lode werkt nooit op basis van bestaande beelden, niettemin is hij vast overtuigd dat zijn Asterom ergens al bestaat.

Plots weet hij het. Hij vindt in zijn uitgebreide verzameling traditionele Aziatische iconografie een uit dierlijk bot gesneden Aziatisch landschap terug. Hij schrikt even. De vreemde kromming van het watervlak, de vijf dennenbomen aan de oever, de steile rotsblokken links ervan, de suggestieve diepte van het dal eronder. Zijn Asterom is een exacte replica!

Hoe is dit mogelijk? Is zijn werk, gezien het gebrek aan bedoeling en het belang van toeval erin, niet in essentie "beeldloos"? Er zit weliswaar een bedoeling achter, dat beseft hij, maar deze is nooit uitgesproken, nooit expliciet. Welke oorsprong heeft dit beeld dan, dat hij niet eens voor ogen had bij het "hercreëren" ervan? Kan het zijn dat het maandenlang in het proces is blijven sluimeren, om pas eenmaal voltooid tevoorschijn te komen? Waarom is precies dit beeld, dat op zich geen bijzondere betekeniswaarde heeft in vergelijking met de talrijke andere die hij sindsdien heeft bekeken, blijven "plakken"?

Een exact antwoord heeft hij niet op deze vragen. Maar ongetwijfeld heeft het woelen in zijn geheugen een weelde aan emoties en inzichten losgeweekt.

Iets gelijkaardigs gebeurde met mij toen ik het werk Naos Mandala voor het eerst zag. Ik heb er zelf niet maandenlang aan gewerkt uiteraard; niettemin is het alsof het moeizame proces voorafgaand aan het resultaat per overdracht in mij plaatsvond, in een eenvoudige oogopslag. Het hele proces ligt geconcentreerd in het beeld en openbaart zich in een lichtflits, waarbij het proces zich als een trechter terug in de kijker ontrolt. Maar krijgen daarmee ook de dieperliggende onbewuste complexen bij de kijker een stem?
Het vergt moeite van de kijker. Je moet je losrukken uit de begrenzende noodzaak om betekenis te zoeken in wat je waarneemt. Dit is niet eenvoudig: wat we zijn als mens, wat ons als "zelf" samenhoudt, is niets anders dan de drang om een coherent, betekenisvol geheel te vormen dat in een bepaalde richting dobbert. Schreef Jung niet: de mens is een druppel betekenis in een zee van zijn?

In onze belevenis worden we niets anders gewaar dan de eenheid die we zijn, al beseffen we dat deze niet kan zijn zonder onderscheid met de gebeurtenissen "buiten" ons. Maar waar ligt die grens dan? Niet in onze huid; dit is slechts een doorgeefluik van allerlei onzichtbare micro- organismen. Niet in onze hersenen; deze zijn uiterst flexibel en passen zich continu aan aan de impulsen van buitenaf. Niet in onze ziel; voor zover de mens over een ziel zou beschikken, is er niets dat wijst op een onderscheid met die van andere zielen, noch van een breder, universeel gegeven. Is het "zelf" een illusie, zoals de Oosterse traditie al eeuwenlang lijkt aan te geven?

“Naar kunst kijken is volledige overgave,” vertelt iemand me op de vernissage van Lode. “Je moet het beleven zonder hersenen.”

Zonder hersenen? Kan dit wel? Ik kijk wat bevreemd naar het werk Naos Mandala. Een stel goedgevormde hersenen, omgeven door wat een complex neuraal netwerk lijkt te zijn. Het is de blik van een rationeel denkend iemand, stel ik vast. Kan mijn geoefende oog niet anders dan overal een onderwerp in zien? Kan ik me niet loswrikken van herkenningspunten en betekenissen? Wat zou ik zien mocht mij dit lukken? Wellicht Jungs autonome complexen: de stemmen die me alert houden en mijn levensdrift voeden. In de nerven van de hersenenverf komen allerlei figuren tevoorschijn, worden nieuwe gedachten gevoed met wilde, irrationele stemmen. Hersenen zijn geen grenzen, bedenk ik me plots, hoewel er niets schuilt achter de gedachten die ze produceren. Dat hoeft ook niet. Het is in dit "niet hoeven" dat Jungs complexen schuilen, de onbewuste wereld die zich in de leegte tussen de nerven nestelt. De Naos Mandala biedt mij een toegangspoort tot de nieuwe, niet-reële wereld, niettemin even echt als de ons bekende.

Of dit inzicht werkelijk uit Jungs complexen komt, is onmogelijk te achterhalen. Maar opnieuw: waarom zou ik dit willen achterhalen? Het is de behoefte eraan die ik moet laten varen. Om ruimte te laten voor het onbewuste en ademruimte te geven aan het onkenbare. Het gebeurde in een oogwenk, bij het zien van het werk. Het beeld zal me bijblijven, net als het inzicht dat het me op dat precieze ogenblik verschafte.

(verschenen in het jaarboek van TheArtCouch magazine)


Frederic De Meyer