Lode Laperre

EN - NL

Zinnelijk abstract

Lode Laperre (°1966, Kortrijk) schildert met acryl- en niet met olieverf. Die keuze heeft onder andere te maken met zijn ongedurige zoektocht naar verrassende, zinnelijke beelden. Ongeduld en olieverf gaan immers niet samen: de lange droogtijd belet de schilder voort te werken. Die vertragende factor is bij acrylverf minder sterk en dus koos de kunstenaar voor dat medium.
Maar op een bepaald moment ging het ook met acryl niet snel genoeg meer voor Lode Laperre. Daarvan getuigt de radiator in zijn atelier in Stasegem, die helemaal onder de verfkledders zit. De verf viel op de radiator terwijl de schilder met het natte doek boven de opstijgende warme lucht stond te wapperen om het sneller te laten drogen.
Dat doet hij nu nog hoogstzelden. Vandaag is hij geneigd de droogtijd te accepteren als een extra, vierde dimensie in het werk. Hij werkt minder in één snelle, koortsige roes, maar laat plaats voor contemplatie en afstand.

Experimenteren met verf
Vijfentwintig jaar geleden bereidde Lode Laperre zijn eerste solotentoonstelling voor. De werken die hij in 1988 in Atelier 88 te Lokeren toonde, waren veeleer monochroom geschilderde vlakken met vage, grafische motieven. In die tijd durfde hij niet goed naar het werk van andere hedendaagse schilders te kijken, uit schrik dat het zijn werk te zeer zou beïnvloeden. Terugblikkend wordt het duidelijk dat hij zich nooit van zijn eigen rechte pad heeft laten afleiden. Snel losten de vage motieven op en ging het bij Lode alleen om het pure schilderen, het experiment met de verf. Vanaf daar loopt een rechte lijn van ruim twintig jaar tot vandaag.
Zijn techniek is dezelfde gebleven, al is techniek misschien niet het juiste woord. Beter is het te spreken van een methode en een attitude. De methode komt neer op het vrijelijk experimenteren met verf en de attitude is in dit geval een gevoelstoestand getekend door een alerte, ontvankelijke blik. Beide, methode en attitude, heeft hij in zijn atelier dagelijks getraind en aangescherpt na zijn dagtaak.
Na vijf uur ‘s avonds verandert grafisch vormgever Lode Laperre in een avontuurlijke kok die in zijn heiligdom gerechten bereidt zonder kookboek of recept. Puur op het buikgevoel mengt hij de beschikbare ingrediënten, verdunt ze, laat ze reageren, stollen, indikken, ... Eigenlijk begint deze hedendaagse Paracelsus nooit met een schone lei. Geen blanco doek is het vertrekpunt, maar een overschotje van de arbeid aan een vorig werk. Lode Laperre heeft namelijk de gewoonte zijn borstels schoon te wrijven op een maagdelijk opgespannen linnen dat er altijd op tafel ligt. Hij smeert er ook verfoverschotten op uit en giet er resten uit zijn mengpotten over uit.
Rond dat toevallige residu, dat hem picturaal op weg zet en een richting uitstuurt, ontstaat de nieuwe creatie. Al werkend bestaat de kunst erin tijdig patronen te herkennen als interessante visuele sensaties, alvorens de tonen en kleuren naar binnen dichtslaan en een kleffe, vale brij ontstaat waarin de ingrediënten en hun textuur zijn uitgevlakt.
Als hij zijn potten acrylverf sluit, is het werk meestal nog niet af. Vaak probeert de kunstenaar de tactiliteit die hij in de verf heeft zien gloren duidelijker te articuleren door het gelaagde doek verder te bewerken. Met de tanden van een spatel trekt hij bijvoorbeeld voren en sporen door het nog natte verflandschap, waardoor een diepte ontstaat achter een denkbeeldig getralied venster of een raster. Soms snijdt hij met een mes opgedroogde verf weg, waardoor onderliggende partijen of het doek zelf aan de oppervlakte komen. Aan de achterkant blijken verscheidene doeken zelfs opgelapt te zijn met kleine stukjes linnen. Daar heeft de kunstenaar iets te diep met zijn mes gekoterd. Soms lijkt het alsof hij als een steenkapper met een beitel aan de oppervlakte verf heeft weggebikt, zo schraal en droog ogen sommige partijen. Eén enkele keer schraapte hij de verfresten van de vloer en kleefde ze met lijm op een doek. Andere verfresten voegt hij samen op een hoop en laat ze heel langzaam uitgroeien tot een verfsculptuur. Coprolites, of ‘de fossiele uitwerpselen van mijn schilderijen’, noemt hij deze sculpturen die pas na jaren tot stand komen. Schilderen is inderdaad een breed begrip voor Lode Laperre.

Vinden zonder te zoeken
‘Zolang het doek hier in mijn gezichtsveld staat, is het niet veilig’, zegt hij als we op zijn atelier zijn werk monsteren. ‘Soms is het niet veel dat ik toevoeg, maar voor mij maakt die ene aanpassing een wereld van verschil. Geregeld wordt de bovenkant verwisseld voor de onderkant en vice versa. Als ik in een schilderij iets landschappelijk of een profiel herken, stoort mij dat. Dan voel ik de behoefte het weg te werken, zodat weer een puur abstract beeld ontstaat, zonder elementen die aan de ons omringende werkelijkheid doen denken.’
Om niet in routine te vervallen en de beleving van het schilderen fris te houden, grijpt Lode Laperre geregeld terug naar een kleiner formaat. Die overschakeling naar bescheidener dimensies roept uitdagingen op die hem wakker en alert houden. Deze reeks kleinere formaten komt zelden buiten het atelier, maar is wel belangrijk voor zijn schilderspraktijk. Vandaar ook de naam: Heuristics. De term heuristiek, komt van het Grieks heuriskein (vinden) en is de leer of de kunst van het vinden. ‘Zoekt en gij zult vinden’, leerde Mattheüs ons, maar bij Picasso werd dat: ‘Ik zoek niet, ik vind’. Dat laatste is in zekere zin ook op Lode Laperre van toepassing. Er zit in elk geval geen systematiek in zijn zoektocht. Hij gaat nooit tweemaal op dezelfde manier tewerk, maar rekent op zijn scherpe oog dat reageert op uitdagende toevalligheden die zich aandienen.
Ook van de beschouwer vergt het de nodige vaardigheid om het visuele palet van Lode Laperre te lezen. Meestal speelt de schilder een subtiel spel met de contrasten tussen greinig en glad, vet en droog, dof en hel, oppervlakte en diepte.
Een geoefende blik heeft bij deze geologisch aandoende oefeningen geen handleiding nodig. Hij wordt aangezogen door de randen van het doek die aan de minerale matheid van zink doen denken, verflagen die in een hoek kolken als smeuïge lava en botsen met magere, afgeschuurde oppervlakken. Het oog tast maanlandschappen af met kraters en rekpunten van verf, een reliëf met grove craquelures of een gladde huid met fijne schilfers. Elders wordt de kijker ondergedompeld in een pasteuze vloed met verspreide kleurspikkels, enigszins te vergelijken met de doeken van de Noord-Franse schilder Eugène Leroy (1910-2000).
Het is precies met die rijke, gevarieerde zinnelijkheid dat de schilderijen van Lode Laperre zich vandaag onderscheiden in de kunstwereld. Op reproducties, zoals de foto’s in deze publicatie, gaat die sensualiteit helaas goeddeels verloren. Maar lezers die de moeite hebben genomen om de expositie RejectamentaL in de Light Cube Gallery in Ronse te bezoeken, weten wat ik bedoel. Kijken was daar een haast lijfelijke ervaring.


Eric Bracke